Twee patronen voor boobies (maar dan zonder boobies)
Dat is normaal tot een meter vanaf de bodem. Door de lijn tot op de bodem te laten afzinken zal de boobie dan hooguit tot een meter vanaf de bodem kunnen stijgen, bij het binnenstrippen zal hij naar beneden gaan. Echter het nadeel van de klassieke boobie, met zijn twee balletjes piepschuim ingebonden bij het haakoog, is dat die constructie gevoelig is voor vuil als bladeren en takjes op de bodem. Zeker omdat vuil door de over de bodem slepende lijn nog eens extra losgemaakt wordt.
Ik heb daarom twee andere patronen voor drijvende streamers uitgezocht, wel op basis van ingebouwd foam maar niet als uitsteeksels. Origineel zijn ze vast niet maar ook niet moeilijk om te binden, wel duurzaam en wellicht inspireren de patronen weer tot nieuwe variaties. En gezien de huidige maatregelen een Coronaproof tijdsbesteding. Bovendien zal je zien dat uitgerekend nu, met de huidige maatregelen m.b.t. buitenactiviteiten, de kans zeer groot is dat juist deze winter voor het eerst sinds jaren genoeg ijs ligt voor een Elfstedentocht, die dan echter niet gereden kan worden. En ….”ijs op de sloten, vliegvissen naar de kloten”.
De vraag vervolgens is of we dan deze drijvende streamers zonder die twee charmante en uitdagende bolletjes bij het haakoog nog wel boobies mogen noemen. Voorlopig maar wel, beide patronen zijn in eerste instantie ook bedoeld om aan een korte leader en een snel zinkende lijn vlak boven de bodem te vissen, eigenlijk de wijze waarop boobies uiteindelijk het meest ingezet werden, echter nu zonder het nadeel van het snel blijven hangen van vuil zoals blaadjes en takjes aan de uitsteeksels. De naam boobie aanhouden is in dit geval ook een soort van eerbetoon aan degene die de originele boobie zijn bekendheid heeft gegeven.
En dat is Gordon Frazer en met opzet noem ik hem niet bedenker. Voor hem waren er al talloze binders uit Amerika en Engeland die kunststof materiaal gingen gebruiken om het drijfvermogen van vliegen te verhogen, in ieder geval zonder invetten langer te laten drijven en ook met minder materiaal waardoor ook kleine nimfimitaties er natuurlijker uitzagen. Het was Gordon Frazer die met zijn boobie constructie, twee piepschuimballetjes in een netje van nylonkous bij het haakoog ingebonden, reservoirvissen in de zestiger jaren in Engeland niet alleen van een goed vangend patroon maar ook van een nieuwe techniek voorzag. In eerste instantie werd de vlieg in alle waterlagen gevist met drijvende en verschillende types zinkende lijnen maar de meest bekende toepassing werd uiteindelijk wel de snel zinkende lijn, korte leader en de boobie die vlak boven de bodem werd gevist. Berucht was ook wel de “techniek” waarin de boobie helemaal niet meer binnen gevist werd maar passief hangend boven de bodem aangeboden werd. Berucht, niet alleen omdat er vragen waren of dit dan nog wel vliegvissen was maar ook omdat bleek dat hierdoor de vlieg vaak zo diep geslikt werd dat catch and release meestal onmogelijk was.
In de bouwwijze van de boobie veranderde in de jaren daarna niet zo veel, hooguit werd de vlieg op grotere haken gebouwd en kreeg ze meer een streamer karakter. De balletjes van piepschuim in het nylon kousje werden vervangen door steviger materiaal als staafjes foam die met achtjes op de haak werden vastgezet. Echter met die constructie wordt de boobie wel steviger maar het probleem van het oppikken van takjes en bladeren is daarmee niet opgelost.
Anekdote: Zo`n tien jaar gelden heb ik mij met een gele kleine boobie als dropper en een meter daaronder een onverzwaard zwart streamertje als puntvlieg, gevist aan een drijvende lijn mij in Baggelhuizen, ons Nederlands “reservoir”, echt klem gevangen. Iets meer dan de helft van de forellen pakte weliswaar het streamertje maar dus ook veel de boobie. Ik bewoog de vliegen minimaal, hooguit even de lijn menden als er een te grote bocht ontstond en de aanbeten waren spectaculair.
Met welk materiaal houden we de hier beschreven patronen drijvend?
Daarvoor gebruiken we hardfoam. Er zijn vele soorten foam, open, zacht, water opnemend, en het gesloten en stuggere foam, zogeheten hard of EVA foam. Hardfoam laat zich moeilijk samenpersen en neemt ook geen water op
Voor het ene patroon het foamkopje, is het basismateriaal een hard foam prikmatje, vaak heel goedkoop en in diverse kleuren aan te schaffen bij handarbeidzaken, Action, grotere supermarkten etc. Rigfoam zoals voor het karpervissen gebruikt wordt werkt ook maar let dan op dat het wel hardfoam is. En.. als rigfoam kost hetzelfde materiaal in de hengelsportzaak vaak meer dan als prikmat in de handenarbeidzaak en je krijgt minder. Het materiaal wat ik meestal gebruik, het prikmatje, is ca 9 mm dik, als je dunner materiaal gebruikt dan even onderstaande maten bij de bindpatronen omrekenen in kubieke mm en lengte, breedte en hoogte aanpassen. Voor het andere patroon, het drijfvisje, gebruik ik hard foam sheets van ca 2 mm dik, voornamelijk in handarbeidzaken te koop.
Voor beide patronen gebruik ik dunne langstelige haken (2 of 3 x), dit biedt ruimte voor zowel het opzetten van een foamkop c.q. het inbinden van foamsheets en maakt het makkelijker de vlieg nog aan te kleden met een lijfje en staart. Tenslotte zorgt dat ervoor dat bij gebruik van een foamkop de haakpunt beter vrij blijft. Ook verloopt het foam in beide patronen richting haakoog af, dat versterkt het duikend effect bij het binnen strippen.
Verder heeft het gebruik van kunststof als fritzchenille, craft fur, flash bij het afbouwen de voorkeur boven natuurlijk materiaal omdat het geen water opneemt. Dat maakt het afwerken van het foam om tot het minimaal noodzakelijke drijfvermogen te komen eenvoudiger. Als je wel natuurlijk materiaal gebruikt zorg er dan voor dat de vlieg door en door nat is voordat je het foam gaat bewerken. Een minimaal(maar wel constant) drijfvermogen zorgt ervoor dat de vlieg de zinkende lijn snel volgt bij het afzinken en vertraagt het opstijgen als je stopt met strippen. En dat verhoogt weer de aantrekkingskracht.
Als indicatie heb ik voor beide patronen voor twee verschillende haakgroottes opgegeven wat je als basishoeveelheid foam nodig hebt. Alleen bij de grootste maten is rekening gehouden met het gewicht van een staaldraadje, voor de kleine maten geldt dan dat een snaphook vooraf al in het haakoog is bevestigd. Vliegvissers die liever de Rapalaknoop gebruiken (lus) kunnen de snaphook weglaten. En natuurlijk…vooraf weerhaak platknijpen.
Foam kopje
Haakmaat 1 Foamblokje uit prikmat 16 mm lang, 13 mm hoog en dikte dus 9 mm.
Haakmaat 8/6 Foamblokje uit prikmat 12 mm lang, 8 mm hoog, dikte 9 mm.
Gebruik bij voorkeur haken met een niet te groot oog, dat vereenvoudigt het plaatsen van het foamkopje. Dressing van het achterlijf d.w.z. kleuren en materiaal naar eigen keuze, maar liefst dus kunststof.
Bindwijze
- Knip of liever snijd het benodigde materiaal uit het foam. Probeer daarbij zo recht mogelijk af te snijden.
- Zet de gewenste haak in de vice, bedek het gedeelte waar het foam komt te zitten met binddraad en doe hier een laag secondelijm over, dat voorkomt draaien van het foam om de haaksteel later.
- Zoek een stevige naald uit met een niet te groot oog. Zorg ervoor dat de naald glad is, zo nodig schuurpapiertje gebruiken. Prik een naald door het onderste deel van het blokje, ca ¼ vanaf de onderkant en natuurlijk door het midden. Duw de naald helemaal door tot aan het oog.
- Neem een stukje nylon, minimaal 25/00 (voor de stevigheid) en haal dit door het haakoog heen. Uiteinden gelijk houden. Uiteinden door het oog van de naald halen en vervolgens de naald met nylon uiteinden helemaal door het foam heentrekken. Het foamblokje zit bungelt nu aan beide nylon uiteinden, zoals je op de foto hieronder ziet:
- Duw vervolgens het foamblokje over de nylonuiteinden en het haakoog heen op de haaksteel, liefst helemaal of zoveel mogelijk voorbij het deel van de haaksteel waar het foamblokje uiteindelijk moet komen. Nylon weghalen.
- Deel haaksteel waar al een “bedje” van bindgaren is gelegd insmeren met secondelijm en zo snel mogelijk het foamblokje er weer overheen schuiven. Pas op, je hebt maar even tijd om nog te corrigeren. Met dit materiaal is secondelijm ook echt secondelijm.
- Maak vervolgens eerst de vlieg af d.w.z. staart + flash, opvullen resterend deel haaksteel, hackle, alles naar eigen keuze. Het zit bij het op maat knippen van het foamblokje wel enigszins in de weg, maar om te beoordelen hoeveel je van het foamblokje af moet knippen moet de dressing al af zijn.
- Ik maak zelf gebruik van plakoogjes om het ontbreken van de suggestie van ogen door de boobies te compenseren. Plakoogjes hebben weliswaar een minimaal gewicht, maar omdat je ook streeft naar een minimaal drijfvermogen zou ik ze toch al op het foamblokje vastzetten zodra dat kan.
Maatbeker o.i.d. vullen met water, vlieg + staaldraadje (i.v.t) goed nat laten worden en vervolgens foam snoeien met een scherp schaartje tot het gewenste minimale drijfvermogen is bereikt. En let op, afknippen kan altijd, bijknippen niet.
Drijfvisje
Haakmaat 1 Foamsheet 10 mm breed, 35 mm lang, 2 mm dik
Haakmaat 8/6 Foamsheet 7 mm breed, 20 mm lang, 2 mm dik
Lijfje Fritzchenille, voor haakmaat 1 dikte 15mm, voor haakmaat 8/6 dikte 6 mm dik. Om een goede body te krijgen zal je de 6 mm chenille misschien twee keer om de haaksteelmoeten winden. Staartmateriaal naar eigen keuze maar let op invloed op drijfvermogen en liefst dus kunststof. Kleuren naar eigen keuze.
Bindwijze
- Haak naar keuze in de vice
- Staart inbinden
- Chenille lijfje vanaf haaksteel boven haakpunt tot een 3 mm voor haakoog
- Strook foam afknippen volgens bovenstaande maten, iets langer mag, afknippen kan altijd nog.
- Foam vastzetten vlak voor haakoog en afbinden. Restant foam wegknippen maar probeer dit restant zo weinig mogelijk te laten zijn, voor de zekerheid kan je ook het af te knippen strookje wat langer nemen. Met secondelijm het afbindpunt behandelen
- Bindraad opnieuw achter het chenille opzetten, foam naar achter trekken en met enkele slagen binddraad strak aantrekken, nog niet vastzetten.
- Daarna binddraad over foam weer losmaken. Je ziet nu aan het “moetje” in het foam welk deel over het lijfje gaat en welk deel het foamstaartje wordt. Het deel dat over het lijf gaat insmeren met secondelijm en meteen op het lijfje vastdrukken. Vervolgens nu wel het foam vastzetten met 4 a 5 slagen binddraad en met enkele halve steken afbinden. Dit afhechtingspunt ook nog even voorzichtig aantippen met secondelijm.
- Desgewenst ogen op het lijfje plakken.
Vervolgens dezelfde stappen voor het afwerken van de vlieg als bij het foamkopje. Het is hier echter alleen een kwestie van zo veel mogelijk inkorten van het foamstaartje tot er net voldoende drijfvermogen over is.
En nu … de nabranders
- Deze patronen zijn bedoeld om dicht bij de bodem te vissen met een snel zinkende lijn. Maar je kan deze vliegen natuurlijk ook goed gebruiken met langzaam zinkende en intermediate lijnen in ondiep en/of plantenrijk water. Door de vorm van de vliegen zullen ze zelfs al enigszins onder water gaan als je ze aan een drijvende lijn binnen vist. Zeker als je een staaldraadje gebruikt waardoor de vliegen toch al met de neus wat naar beneden gaan staan, in mindere mate gaat dat zelfs op als je alleen al een snaphook gebruikt.
- Zodra je weet wat voor jouw drijfvisje benodigd is aan foam kan je natuurlijk ook het foam andersom plaatsen. Dus geen foamstaartje, maar achter het lijf het foamstrookje vastzetten, afbinden, drupje secondelijm. Het is niet erg als je een miniem foamstaartje laat staan, dat vergemakkelijkt zelfs het inbinden. Binddraad opnieuw opzetten bij het haakoog en vervolgens dezelfde stappen wat betreft het inbinden van de foamstrook als bij het drijfvisje. Je houdt nu een omhoog wijzend lipje over aan de voorkant van de vlieg en voilà een gurgler. Het is dan wel verstandig bij het opzetten van het lijfje iets meer ruimte over te houden bij het haakoog. Dat geeft de mogelijkheid om d.m.v. het inbinden van een klein plukje dubbing, microchenille etc. tussen haakoog en foam het lipje nog wat meer naar boven te duwen. Wat het bewerken van het foam eenvoudiger maakt is dat streven naar een minimaal drijfvermogen niet noodzakelijk is.
- Ook het foam blokje kan anders bewerkt worden. Je kan het blokje meer in het profiel van een dahlberg diver, dus met een kraagje, knippen. Je moet er dan wel rekening mee houden dat je mogelijk wat meer materiaal nodig hebt om de vlieg toch drijvend te houden. Maar met dezelfde hoeveelheid foam materiaal kan je er ook een popper-achtige vlieg van maken. Omdat in dat geval het foam niet naar achteren maar juist schuin naar voren verloopt, moet je die knip vooraf al maken en logischerwijs de naald vervolgens door het kortste deel halen. Overigens, met een rechte voorkant en een aflopend achterlijf krijg je ook al interessante, popperachtige, effecten. Ook hier geldt dat het bereiken van een minimaal drijfvermogen niet van belang is. Voor beide variaties met het foamblokje zijn echter zoveel eenvoudiger alternatieven dat dit echt iets is voor de doe het zelvers. Voor zelfbouw dahlbergdivers, vooral in de kleinere maten die in de winkel moeilijk verkrijgbaar zijn, verwijs ik dan naar de link hierover in het artikel over de zinkende lijnen. Zelf poppers maken is natuurlijk ook leuk en biedt ruimte voor creaties naar eigen inzicht maar in de handel zijn prima losse popperkoppen te koop van groot tot miniformaat. En over experimenteren gesproken, zie ook mijn nieuwste creatie, een drijfvisje met mini zwemlipje. Hier is dus het lipje van de gurgler over het haakoog naar beneden gebogen. Gehaald uit de Amerikaanse bindliteratuur en bedoeld voor de baars op het Alkmaardermeer, dus de vlieg moet nog even wachten voor hij zwemles krijgt.
- Vaak wordt voor snoekbaars geadviseerd de staart kort te houden omdat het een staartbijter is. Ik ben daar niet zo`n voorstander van. Het zal heus wel eens gebeuren dat je een snoekbaars mist maar elke keer dat een snoekbaars een streamer met een korte staart achterin de keel heeft is mij er een te veel. Met kunstaas heb ik ook wel eens gebruik gemaakt van een stinger (dregje bij de staart) als de snoekbaars zo`n “staartbijtbui” had en prompt kon ik bij de eerstvolgende snoekbaars de dreg uit de keel peuteren. En als je het bij kleine streamers houdt, tot 10 cm, is het staartbijten al een veel minder groot probleem.
- Mocht je wel teveel van het foam afknippen dan is het vaak nog wel te herstellen door met secondelijm een stukje foamsheet bovenop het drijflichaam te plakken (zie foto van drijfvisje). Met het drijfvisje gaat dat wat makkelijker dan bij het foamkopje maar ook daarbij lukt het uiteindelijk wel.
- Tenslotte, een tip die ook al behandeld werd in een eerder stuk over de beruchte oordopjesstreamer. Om bovenstaande vliegen beter plantenvrij te maken is een constructie uit de Amerikaanse literatuur over poppers zinvol. Daarbij wordt de haakbocht naar boven gericht. Echter, gewoon de haak omgekeerd met haakbocht naar boven inbinden brengt de vlieg al snel uit balans. Je moet eerst wat aan de haak veranderen. Je neemt een haak, waarvan de lengte van het rechte deel van de haaksteel iets meer dan 2 x de lengte is van het foamkopje of het lijfje van het drijfvisje. Iets voorbij het midden van de haaksteel (vanuit het haakoog gezien), de haaksteel + bocht 30% naar beneden buigen, dan met de haakbocht naar boven gericht monteren. Dat rechte deel, iets voorbij het midden, wat nog uit het foamkopje/lijfje steekt, is ook de plek om de staart te bevestigen.
- Raadplegingen: 785